De Reformatie en Contra-Reformatie hadden ook invloed op hoe kunst werd geproduceerd, juist omdat de Rooms-Katholieke kerk zo veel geld uitgaf aan kunst en vele Christenen, vooral die in het noorden, buiten Italië, het daar niet mee eens waren. De Protestantse bewegingen wilden een terugkeer naar het geloof, zonder al die poespas. Een soort ontkoppeling van God en weelde. Weelde en overdaad waren afleiding van de essentie van geloof. Heel veel kunstwerken werden tijdens de beeldenstorm door Protestanten verwoest en Lutheranen en Calvinisten wezen de traditie van humanistische kunst uit de Renaissance categorisch af, wat de Rooms-Katholieke kerk aanzette tot het laten maken van juist nog meer kunst, alleen dit keer wel weer strikt gebaseerd op religieuze context. Dit zorgde dus voor een splitsing: Noord-Europa ging minder religieuze kunst maken en meer genre- schilderijen en landschappen, terwijl Zuid-Europa zich weer meer ging richten op de essentie van wat er afgebeeld werd, veelal met een religieuze of kerkelijke context. De rijke burgerij laveerde hier een beetje tussen en koos, afhankelijk van religieuze overtuiging, voor de ene uitingsvorm of de andere.
Deze verschillende uitvoeringsvormen bleven beide groeien, maar er werd toch een soort middenweg gevonden die gewild was door de leiders van het Roomse rijk en Frankrijk, dat een groot deel van het noorden in handen had. Hier kwam de mythologie uit de Oudheid toch weer terug en werd alles net weer een tikkeltje intenser en flamboyanter. De kleuren werden dieper, het gebruik van licht en donker intenser om zo maar dat gevoel van bewondering te blijven oproepen. En omdat het niet vanuit een religieus standpunt was, kon het ook wel voor de Protestanten.
Wat ik wil concluderen met al deze informatie is, dat de oorspronkelijke definitie van kunstenaar, een ambachtsman zonder naam, een nieuwe definitie kreeg door de groei van commercie en handel. De groei van handel leidde tot de opkomst van het humanisme en het begin van een rijke middenklasse. Het ontstaan van een verbinding tussen religie en humanisme en de opkomst van het patronage verminderde de invloed van de kerk op de kunst-uitingen. De handel heeft dus een onmiskenbare invloed gehad op de ontwikkeling en het ontstaan van kunst zoals we die nu kennen.
Door het investeren in kunst door de opkomende, rijke burgerij, of het nou was voor persoonlijke, religieuze of politieke redenen, kreeg kunst een wijder bereik (zij het nog steeds een luxe goed), dat zijn waarde niet alleen meer ontleende aan de gebruikte materialen maar ook aan de kunde en de bekendheid van de maker. Met de introductie van humanistische denkbeelden begon de maker net zo belangrijk te worden als het werk, iets wat in latere hoofdstukken ook relevant zal blijken. Zonder de competitie die het Renaissance patronage creëerde, had de huidige kunstmarkt zoals we die kennen in de 21ste eeuw niet kunnen ontstaan. Door invloeden van families zoals de Medici waren kunstacademies misschien niet eens ontstaan en was een kunstenaar nog steeds niet meer dan een ambachtsman.