Vanaf het moment dat een kunstenaar een contract tekende, was dit bindend en mocht hij niet meer afwijken van de begintekening, het voorstel waar de opdracht op was gebaseerd. Betalingen werden meestal afgesproken als een bedrag dat in gedeeltes werd uitgekeerd. Soms werden ook de kosten van materiaal gescheiden van arbeid. Als er erg kostbare materialen gebruikt werden, bijvoorbeeld dure pigmenten, werden deze soms aangeleverd door de opdrachtgever zelf. Op sommige momenten, zoals met de David van Michelangelo, ging dit spectaculair fout door slecht materiaal (Michelangelo kon de David afmaken, maar 4 kunstenaars voor hem faalden door de slechte kwaliteit van het marmer). Als er niet genoeg betaald werd, konden kunstenaars gebruikelijk nog wel onderhandelen. Als een kunstenaar en een opdrachtgever het niet eens werden over het uiteindelijke bedrag konden professionele schilders ingezet worden als een soort onderhandelaar. Maar dit gebeurde zelden.
Zoals je misschien leest in de tekst, lijkt er nog weinig aandacht voor de kunde van de kunstenaar in deze contracten te zitten. Hiermee bedoel ik, dat er veel meer aandacht lag op bijvoorbeeld de te gebruiken materialen, en niet waar een werk daadwerkelijk over ging. De kunde van de kunstenaar leek hier niet het belangrijkste, hoeveel goud er op geplakt zat was belangrijker. Ook ging het niet om de expressie van de kunstenaar en werden onderwerp en ontwerp strak vastgelegd. Maar met het groeien van de kunde van kunstenaars werd het maken van kunst ook meer en meer gezien als iets intellectueels. Ook hier vond dus een verschuiving van prioriteiten plaats: de waarde van het werk werd vanaf dat moment ook mede bepaald door wie het ging maken, niet alleen meer door de gebruikte materialen.
De rijke families uit die tijd zijn verantwoordelijk voor het grootste deel van de bekendste werken uit die periode en hebben kunst als markt op de kaart gezet. Dit gebeurde niet alleen in Florence met de Medici. De Este in Ferrara, de Farnese in Rome, de Gonzaga in Mantua, de Montefeltro in Urbino, de Rovere in Savona en de Sforza in Milaan hebben op hun beurt net zo veel bijgedragen aan de kunsten als de Medici dat deden in Florence. Michelangelo, Rafael, Titiaan, Botticelli, Brunelleschi. Allemaal namen die een groot deel van hun bekendheid te danken hebben aan de financiële steun en connecties van de bourgeoisie, kerk en adel.
Ik neem nu als voorbeeld Michelangelo, omdat hij makkelijk te verbinden is met de Medici familie. Door velen wordt hij gezien als de grootste kunstenaar van zijn tijd, door sommigen zelfs als de grootste kunstenaar aller tijden. Michelangelo groeide op in Settignano, niet bij zijn ouders maar bij een oppas/gouvernante en haar man. Deze man was een steenhouwer in een marmergroeve van Michelangelo’s vader. Hier ontwikkelde Michelangelo zijn grote interesse in en vaardigheid met marmer. Toen Michelangelo begon met zijn humanistische studies in Florence was hij hierin initieel totaal niet geïnteresseerd, totdat hij in 1488 op 13-jarige leeftijd in de leer ging bij Domenico Ghirlandaio.
Ghirlandaio werkte veel in opdracht van het Vaticaan en de Medici familie, als meester in het schilderen van fresco's, perspectief, portretten en modeltekeningen. Hij had het grootste atelier van Florence op het moment dat Michelangelo bij hem in de leer ging. Slechts een jaar later, in 1489, zag Ghirlandaio Michelangelo als één van zijn beste studenten en werd Michelangelo door Lorenzo de’ Medici uitgenodigd om op zijn school te komen studeren. Twee jaar lang studeerde hij zo op de Humanistische academie van de Medici. Dit was het begin van zijn connectie met de familie. Hij woonde zelfs een tijd in het Medici paleis en kreeg les samen met de Medici kinderen.
In de jaren die volgden werkte hij voor hen en voor kardinalen, pauzen en andere families binnen en buiten Florence. Deze opdrachten hebben geleid tot een paar van de bekendste kunstwerken ter wereld waaronder de Pietà in opdracht van kardinaal Jean de Bilhères-Lagraulas en zijn werk in de Sixtijnse Kapel in opdracht van Paus Julius II, Paus Clemens VII (geboren als Giulio di Giuliano de' Medici) en Paus Paulus III.