Cosimo de’ Medici (1389 - 1464) is een van de belangrijkste personen in de geschiedenis van de Renaissance. Hij was een van de rijkste mensen in Italië en werd van 1434 tot zijn dood gezien als de onofficiële leider van Florence. Tijdens zijn leven opende hij Medici bankkantoren in Londen, Pisa, Avignon, Brugge, Milaan en Lübeck en regelde via zijn bank een groot deel van de financiën van de geestelijkheid in Rome. Door zijn rijkdom kon Cosimo veel invloed uitoefenen op de politiek van Florence en na zijn dood stond hij bekend als de ‘Vader van het Vaderland”, mede door zijn grote investeringen in liefdadigheid en de overheid. Zijn patronage luidde een nieuw tijdperk in binnen de kunst en met de oprichting van de Neoplatonische Florentijnse Academie creëerde hij een nieuw centrum voor het humanistische gedachtengoed. In opdracht van Cosimo werkte Donatello aan bronzen beelden van Judith die Holofernes dood en David. Ook steunde Cosimo de voortgang van het werk van Brunelleschi in de Sacristie van San Lorenzo. Zijn kinderen en met name kleinzoon Lorenzo de’ Medici, ook wel ‘Lorenzo il Magnifico’ genoemd, traden in zijn voetsporen.
Investeren in schilderkunst was niet alleen op politiek niveau handig, het was ook een vorm van spiritueel aflaten. De kerk, die inmiddels zijn macht weer terug had gewonnen en een duidelijke connectie had gelegd tussen religie en humanisme, vond het zondig om rente te vragen op leningen, omdat ze het zagen als winst maken zonder te werken. Om hun zielen toch te ‘redden’ investeerden bankiers daarom ook massaal in religieuze kunst. Kunst gaf het geld een beter imago, je kan het bijna zien als een vroege vorm van moreel witwassen. Het hielp ook dat het laten maken van een schilderij veel goedkoper was dan bijvoorbeeld een kerkklok of een marmeren vloer en tegelijk veel opvallender. De rijken kochten zich vrij van zonde door op de goedkoopste manier mogelijk de kerk te steunen en het geloof teverheerlijken.
Er begon een duidelijke scheiding te ontstaan tussen commercieel en moreel denken binnen de kunst. Aan de ene kant, de morele, investeerde men in de kunst ter ontwikkeling van het humanisme, om de ziel te ontwikkelen en om de wereld mooier te maken, aan de andere kant voor het vergaren van politieke macht en zelfverheerlijking. Patronage straalde macht uit en maakte het imago ook nog eens beter. En omdat kunst dat kon bewerkstelligen, werden kunstenaars ook op een voetstuk geplaatst. Al die jaren zwoegen werd nu beloond met status en kunstenaars kregen meer grip op de filosofische, politieke en religieuze trends dan de gemiddelde persoon, door de opdrachten die ze kregen. De kunstenaar werd van anonieme arbeider een bekendheid. Het was het begin van iets wat we later ‘celebrity artists’ zullen noemen. De financiële invloed en opdrachten vanuit de bourgeoisie en de kerk veranderden dus de status van de kunstenaar, maar wat de kunstenaar produceerde was nog steeds helemaal aan de opdrachtgever. Individualiteit was weliswaar aan het groeien, maar in een gedicteerde richting, namelijk die waar het geld vandaan kwam.
Ik wil hier benadrukken dat het in die tijd ging om een transactionele en commerciële band tussen opdrachtgever en kunstenaar en dat kunst echt een handel was. Er werden formele documenten opgesteld waarin de relatie tussen opdrachtgever en kunstenaar goed werden vastgelegd. In deze documenten werden de eisen van elke partij aangegeven om zo een kunstwerk tot stand te laten komen. Hierin verschilt een contract uit de Renaissance dus niet heel erg van een contract uit bijvoorbeeld onze tijd voor een redactioneel werk: Er werd duidelijk afgesproken wat de kunstenaar zou produceren, overlegd tussen opdrachtgever en kunstenaar over de uitvoering en contractueel vastgelegd dat de kunstenaar dit deed in ruil voor geld. Ook werd vastgelegd hoeveel er daadwerkelijk door de kunstenaar zélf gemaakt zou worden, omdat het gebruikelijk werd dat er binnen ateliers meerdere leerlingen meewerkten aan de schilderijen van de meesters.
Een goed voorbeeld hiervan is het contract tussen Ghirlandaio en de prior van de “Spedale degli innocenti” voor het kunstwerk “Aanbidding der Koningen”(1488). In dit contract staat een datum van overeenkomst en dat Ghirlandaio instemt met de voorwaarden en voorschriften. In het contract staat dat er een overeenkomst is ontstaan aan de hand van een ontwerpvoorstel of tekening, die uitvoerig is besproken door de kunstenaar en de opdrachtgever. De tekening is natuurlijk wat de opdrachtgever wil en de kunstenaar is verplicht om dit uit te voeren tot een eindproduct. Er wordt heel duidelijk vermeld wanneer de opdrachtgever moet betalen en wanneer de kunstenaar het werk moet aanleveren. Ook wordt er op aangedrongen dat de schilder materialen gebruikt van hoge kwaliteit, met name goud en de zeldzame kleur ultramarijn. Deze afspraken waren vaak serieus bindend en hadden negatieve consequenties voor beide partijen als deze afspraken gebroken werden. Dit gebeurde in de vorm van boetes of ontbinding van het contract.