top of page

Hoewel de beurs in 2008 weer instortte en dat ook zijn sporen achter liet, zitten we in 2020 toch weer in een historische piek. Hirst, Murakami en Koons zijn nog steeds veel waard, maar kunstenaars als Arthur Jafa, Olafur Eliassion en Sterling Ruby krijgen ook steeds meer aandacht. En dan heb je ook Brian Donnelly, ook bekend als KAWS, wiens schilderijen van populaire tekenfilmfiguren als Spongebob en de Simpsons voor miljoenen verkocht worden tijdens veilingen. Ook hij vervaagt de scheidslijn tussen hoge en lage cultuur, maar KAWS begon net zoals Haring en Basquiat gewoon op straat. 

 

Street Art is een goed voorbeeld dat het beide kanten op kan gaan en dat er niet echt een consensus bestaat of je nou wel of niet commercieel mag zijn als je een succesvol kunstenaar wil worden. Street Art en Graffiti zijn voor het grootste deel ontstaan als een protest tegen de gevestigde orde. Een ‘urban’ of stedelijke tegenbeweging, die wordt gecriminaliseerd en gezien als vandalisme en vervuiling van de omgeving. Basquiat en Haring doorbraken de barrière tussen hoge en lage kunst door graffiti en Street-Art naar de galerie te verplaatsen, maar dat betekent niet dat elke street-artist mee wil doen aan dit kapitalistische systeem. 

 

Banksy is de bekendste Street-Art kunstenaar van dit moment. Zijn werk wordt op dit moment voor miljoenen verkocht, zonder zijn expliciete toestemming. Banksy’s werken zijn niet bedoeld voor verkoop, hij spuit zijn kunstwerken op gebouwen die je dus niet zomaar kan verplaatsen naar een kunstgalerie, maar toch proberen mensen het wel (en lukt het ze vaak genoeg). En Banksy is hier niet altijd even blij mee. Hij drukte zijn ongenoegen over de massa-consumptiewereld in 2015 nog verder uit door een heel pretpark te vullen met zijn werk en dat van andere hedendaagse kunstenaars, als een kritiek op de consumptiecultuur. Dismaland was zijn anti-kapitalistische Disneyland. Maar ondanks zijn kritiek en zijn ongenoegen wordt het toch geschat dat Banksy een vermogen heeft van rond de $50 miljoen, volgens de website Celebrity Net Worth. 

 

Vorig jaar, tijdens een veiling van een van zijn werken bij Sotheby’s, versnipperde dit nadat het verkocht was. Ironisch genoeg zorgde deze actie voor meer speculatie over de prijs en wordt er vanuit gegaan dat de waarde alleen maar is gestegen door de actie van Banksy, of dit nou zijn bedoeling was of niet. 

 

Shepard Fairy, de street-artist die verantwoordelijk is voor de inmiddels iconische OBEY slogan denkt er anders over dan Banksy. Fairy werkt regelmatig samen met merken en verkoopt producten die gebaseerd zijn op zijn kunstwerken. Hij verwoordde het in een interview met kunstcriticus Stephen Heller als volgt: “If it was not supplied to the corporations by me, then it would be supplied by other hungry designers.” 

 

Maar waar komt die afkeer van commercialiteit toch vandaan? Het is overduidelijk dat een groot aantal kunstenaars gebruik maakt van commercialiteit en zo heel succesvol wordt binnen de kunstwereld, maar waarom wordt dit dan weggemoffeld? Ik denk dat we daarvoor toch weer even terug moeten kijken naar de 18e en 19e eeuw en hoe kunstenaars daarna neergezet zijn. The Starving Artist: de arme hongerige kunstenaar die maar niet doorbreekt of de kunstenaar die er vrijwillig voor kiest om in armoede te leven om zo een ‘echte’ kunstenaar te zijn. 

 

Het idee is direct te koppelen aan de Bohémiennes, die in het boek Scènes de la vie de bohème van Henri Murger uit 1851 en La Bohème van Giaccomo Puccini uit 1896 een geromantiseerde beeld schetsten van kunstenaars die leden voor hun kunst. Dat die kunst door hun leed meer diepgang, meer waarde en meer betekenis kreeg. En ergens is dat niet heel gek. De betekenis en ‘waarde’ van kunst verschoof tussen 1800 en 1900 door bijvoorbeeld de camera, maar ook het afzetten tegen traditie. Kunst moest echt een boodschap krijgen en iets toevoegen, een verhaal hebben, omdat de originele functie van kunst niet meer hetzelfde was. Of dit verhaal nou een kritiek was op de bestaande orde, een vernieuwende uitvoering of een gevoel teweeg probeerde te brengen. Het moest iets oproepen, iets losmaken, op een manier die daarvoor nog niet (echt) hoefde. Veelal manifesteerde zich dat in het breken met conventies en met provocatie en dat zou het de volgende 100 jaar ook blijven doen.  

 

Dat idee van de lijdende, arme kunstenaar blijft vanaf de 19e eeuw hardnekkig bestaan. Of het een fabeltje is, is moeilijk te zeggen. Is het moeilijk om geld te verdienen met kunst? Volgens een enquête ingevuld door 1.533 zelf-benoemde kunstenaars in de VS en Groot-Brittannië verdiende 48.7% op jaarbasis minder dan $5,000 voor hun werk. Dus zeker wel. Maar dan vraag ik me toch af, als iedereen de hele tijd zegt dat kunstenaars niks verdienen en als je dan meer geld vraagt voor je werk, dan gaan ze toch meteen op zoek naar die andere ‘hungry designer’ zoals Fairy het zo mooi zei?

 

Het idee wordt in stand gehouden door de kunstwereld zelf en ook door het publiek dat helemaal niet in die wereld zit, maar er wel van kan profiteren. Ik heb het zelf ervaren, voordat ik begon aan mijn opleiding en tijdens. Mijn vader ging met mij aan tafel zitten en vroeg of ik echt zeker wist dat ik een kunstopleiding wilde doen en of ik niet toch iets ‘zekerders’ wilde doen als economie of bedrijfskunde. Het maakte niet uit dat ik vieren haalde voor economie en negens voor kunstgeschiedenis en beeldende vorming. Mijn vader ging er vanuit dat ik meer moeite zou hebben met geld verdienen als ik een artistiek beroep zou kiezen in plaats van een meer conventionele baan. Op school en daarbuiten vindt mijn publiek mijn werk beter, ‘meer pakkend’ zoals mijn moeder soms zegt, als het gaat over pijnlijke dingen of negatieve ervaringen uit mijn leven. Er wordt dan automatisch meer waarde gehecht aan mijn werk. Als ik echter werk maak naar wensen van iemand anders, minder creatief ben, dan wordt mijn werk als minder waardevol beschouwd. 

 

Maar dat is dan niet waarde in de financiële zin, maar een toegevoegde waarde, die kunst dus heeft gekregen vanaf 1850 tot nu: het vertelt iets. Op het ene niveau is het echt de markt van vraag en aanbod, maar op het andere niveau is het een geloofseconomie; het geloof dat waarde van kunst precies is wat iemand er voor over heeft. Succes wordt gezien als iets zeldzaams. Een kunstenaar heeft geluk als hij succesvol wordt, of hij is een ‘sell out’ en heeft zich overgegeven aan wat de markt van hem wil. 

H5

bottom of page