top of page

In 1873 richtten Monet, Renoir, Pissarro, Sisley, Cézanne, Berthe Morisot en Degas de Société Anonyme Coopératieve des Artistes Peintres, Sculpteurs et Graveurs op. Dit deden ze om zo samen hun werk zelfstandig tentoon te kunnen stellen, zonder invloed van de Salon. Een van de werken van Monet, “Impression, soleil levant” die hij met deze groep kunstenaars in 1874 exposeerde, werd de bron van de naam impressionisme, omdat criticus Louis Leroy in de krant Le Charivari de tentoonstelling de “Impressionisten tentoonstelling” noemde.

 

En toen was daar Paul Durand-Ruel.  Een kunsthandelaar en visionair die volgens velen de ‘ontdekker’ is van het impressionisme. In 1865 nam hij de galerie van zijn familie over in Parijs. Hij had een grote interesse in de werken van landschapschilders van de Barbizon school, het werk van Courbet, Daumier en Corot. Tegen het einde van de jaren 60 kocht hij al steeds meer werk van kunstenaars die hij bewonderde, in grote getale, maar in September 1870, toen de Frans-Duitse oorlog uitbrak, vluchtte hij net als vele anderen naar London. Hij stelde nog steeds werk van Franse artiesten tentoon in een gehuurde ruimte, die uiteindelijk een soort bijeenkomstplek werd voor Franse kunstenaars die ook gevlucht waren. In 1871 ontmoette Durand-Ruel, door een introductie van Charles Daubigny, daar Claude Monet.  Durand-Ruel bewonderde het werk van Monet zo zeer dat hij meteen 23 van zijn werken kocht voor 35.000 franc, ongeveer 160.000 euro in hedendaagse termen. Monet introduceerde Durand-Ruel aan zijn mede-expat kunstenaars, onder andere Manet, Degas en Sisley. Durand-Ruel was geen rijk man, maar zijn liefde voor het werk van deze kunstenaars bracht hem er toe om grote aantallen werken van hen te kopen en al zijn geld, tijd en inspanning te benutten om deze nieuwe manier van schilderen populair te maken. 

 

In de eerste paar jaar was hij een van de weinigen die impressionistische werken kocht. Geïnspireerd door Courbet’s pavillion du realisme, en door weinig succes met tentoonstellingen van meerdere kunstenaars tegelijk, begon Durand-Ruel met het organiseren van individuele tentoonstellingen per kunstenaar, maar ook dit wilde niet baten. Na bijna failliet te zijn gaan, zocht hij meer de Europese markt op en kreeg hij het voor elkaar om in 1883 meerdere collecties schilderijen tentoon te stellen in Londen, Berlijn en Rotterdam. Maar de echte ommekeer kwam vanuit de Amerikaanse markt. Durand-Ruel had aangepapt met Amerikaanse kopers via kunstenares Mary Cassatt, wiens familie een Monet en een Renoir van hem hadden gekocht in 1883. 

In 1886 besloot Durand-Ruel schilderijen mee te nemen naar New York voor een grote tentoonstelling: “The Impressionists of Paris”, gehouden bij American Art Galleries en de National Academy of Design. Hij verkocht er 49 schilderijen. Het volgende jaar opende Durand-Ruel er zelf een galerie. “De Amerikanen lachen niet, ze kopen,” schreef hij naar zijn behoedzame schilders, “Denk niet dat de Amerikanen wilden zijn. In tegendeel, ze zijn minder onwetend, minder bekrompen dan onze Franse verzamelaars” (Rodriguez, 2015). Zonder de hulp van Durand-Ruel was het impressionisme als kunststroming misschien nooit verder gekomen dan een paar slechte recensies en afkeer van het Salon-publiek. Durand-Ruel was dan misschien niet rijk, maar hij had wel een commerciële geest.

H2

bottom of page